Ah, de stam en de ik-vorm – een bron van verwarring en verhitte discussies. Zowel het begrip stam als ik-vorm (eerste persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd) wordt in vele schoolboeken en grammatica’s wel besproken, maar niet altijd uitgelegd. Sterker nog, de begrippen worden soms zelf aan elkaar gelijkgesteld: ‘De stam is de ik-vorm.’ Dat is niet alleen onjuist, maar ook jammer, want voor een goed begrip van de werkwoordspelling is het noodzakelijk te begrijpen wat de stam wel en niet is.
We beginnen bij de onbepaalde wijs, ook wel infinitief genoemd. De onbepaalde wijs is de basisvorm van een werkwoord. ‘Onbepaald’ betekent dat nog geen rekening is gehouden met persoon (eerste, tweede, derde), getal (enkelvoud, meervoud) en (tegenwoordig of verleden) tijd. Qua uiterlijk is de vorm gelijk aan de wij-vorm in tegenwoordige tijd: werken, kaarten, rekenen et cetera. Omdat veel boeken alleen de wij-vorm noemen en niet de onbepaalde wijs of infinitief, houd ik hier de term wij-vorm aan.
De stam is de wij-vorm waar je de letters –en van afhaalt, zoals je hieronder kunt zien. Belangrijk hierbij is dat de stam een ‘geconstrueerd taalelement’ is, dat alleen bestaat als hulpmiddel bij de werkwoordspelling.
Op zich helder, maar toch begint de verwarring hier eigenlijk al. De ik-vormen in zinnen (1) en (2) zijn, qua uiterlijk, namelijk identiek aan de stam; de stam van draaien is draai en de ik-vorm is ook draai. Je zou daarom kunnen denken dat het een slimme en snelle manier van spellen is om niet eerst de wij-vorm te bepalen en daar dan -en af te halen, maar gewoon gelijk naar de ik-vorm te gaan. De stam en ik-vorm zijn immers toch gelijk? Die vlieger gaat echter niet altijd op, zoals in (3) hieronder.
Ja, de stam van verhuizen is echt verhuiz en niet verhuis, want je haalt -en van de wij-vorm af. De ik-vorm komt hier dus duidelijk niet overeen met de stam; het is immers ‘ik verhuis’ en niet ‘ik verhuiz’. Hoe komt dat?
Een lettergreep aan het einde van een Nederlands woord eindigt nooit op een z of een v. Als je me niet gelooft, kun je uiteraard ook in de leidraad bij de officiële spelling van het Nederlands kijken. Voor het gemak heb ik de betreffende passage hieronder gezet.
We schrijven geen v of z aan het eind van een lettergreep*. We vervangen ze door f of s. We schrijven dus niet raav (gelijkvormig met raven), maar raaf en niet prijz (gelijkvormig met prijzen), maar prijs. Uitzonderingen vinden we in uitheemse woorden als pilav en fez. (http://woordenlijst.org/leidraad/1/2)
Dit geldt ook voor werkwoorden. De stam is, zoals we hebben gezien, een hulpmiddel dat je gebruikt om te spellen, maar je schrijft ‘m nooit direct op. De stam hoeft zich dus niet aan bovenstaande regel te houden. De ik-vorm is echter wel een woord dat je schrijft en zo’n schrijfvorm moet zich aan de spellingregels houden. Nu hoef je voor het vervoegen van de ik-vorm niets aan de stam toe voegen, maar dat betekent niet dat je zomaar de stam opschrijft. Bij het vervoegen moet je namelijk een z of v aan het einde vervangen door een s of f. De stam verhuiz levert zo de vervoeging ‘ik verhuis’ op en de stam ‘word’ levert ‘ik word’ op. Je zou dus kunnen zeggen dat de ik-vorm van worden (word) wel op de stam (word) lijkt, maar er toch stiekem ook een beetje van verschilt: de stam is alleen een hulpmiddel dat je in gedachten gebruikt om te vervoegen, maar de ik-vorm is een daadwerkelijk geschreven woord. Bij verhuizen zie je het verschil duidelijk, bij worden niet, maar dat betekent niet dat er geen verschil is.
Het klinkt misschien allemaal wat ingewikkeld, dus we kijken naar nog een voorbeeld.
Hier eindigt de stam op een v, dus vervang je deze bij het vervoegen door een f. Zo krijg je voor de derde persoon enkelvoud (Emma) ‘stam+t’ waarbij de v is veranderd in een f. Dat de stam en de ik-vorm niet gelijk zijn, zie je daarnaast ook aan de klinkers; de stam spreek je nooit uit, dus dat gelov er vreemd uitziet, is niet zo erg. Zodra je gaat spreken of schrijven, hoor je echter geen korte, maar een lange o en dat zie je in de vervoegingen terug: ‘Emma gelooft’ en ‘ik geloof’.
Oké, mocht je het tot hier hebben volgehouden, dan zou je je kunnen afvragen waarom we eigenlijk zo moeilijk doen. Waarom gebruiken we überhaupt het begrip stam, als we die vorm nooit echt zien? Dat heeft er onder andere mee te maken dat we bij het vormen van de verleden tijd (werkte) en voltooide tijd (gewerkt) de stam nodig hebben om te bepalen of we een d of een t aan het einde schrijven. Is de laatste letter of klank van de stam een medeklinker in het rijtje t, k, f, s, c, h, p (’t kofschip), dan schrijf je een t. Zo niet, dan schrijf je een d. Laten we dat, tot slot, nogmaals bekijken voor het werkwoord verhuizen en je ziet direct waarom je de stam écht nodig hebt.
De stam eindigt hier op een z en dat is geen medeklinker in ’t kofschip. Je neemt voor het voltooid deelwoord verhuisd dus de onbepaalde wijs (wij-vorm) verhuizen, je haalt daar -en vanaf en je gaat vervolgens met de overgebleven stam verhuiz vervoegen. Op basis van de z, geen medeklinker in ’t kofschip, bepaal je dat je een d aan het einde schrijft. We gaan daarna van de stam (een gedachte) naar een vervoeging (een geschreven woord), dus de z verandert in een s. Et voila: verhuisd met een s en een d. Had je hier ‘gewoon’ de ik-vorm genomen, dat had je kunnen denken ‘Ah, de ik-vorm eindigt op een s en dat is een medeklinker in ’t kofschip, dus ik schrijf verhuist met een t.’ Ook dan vergaat de wereld natuurlijk niet, maar er staat wel een flinke spelfout in je tekst.
Wees dus altijd op je hoede als je ergens leest of hoort ‘de stam is de ik-vorm’, want – ook in de huidige tijd met zogenaamde ‘alternative facts’ – het is echt niet waar.
Mocht je nog meer willen weten, dan kun je eens kijken in de Algemene Nederlandse Spraakkunst: http://ans.ruhosting.nl/e-ans/02/03/02/03/body.html.
‘Brug open, motor af’, ‘Vaart minderen spaart kinderen’. Opschriften op verkeersborden om weggebruikers aan te sporen tot veilig gedrag moeten natuurlijk kort en bondig geformuleerd worden. Meestal worden die korte zinnen goed begrepen, maar uit een kleine rondvraag onder studenten en collega’s blijkt dat het (in Nederland) met één bord misgaat: dat met de tekst ‘Op slot, buit eruit!’ Hoe komt dat?
Lees meer en bron: http://taaluniebericht.org/artikel/uitgelicht/een-raadselachtig-verkeersbord
De Taalunie sluit 2016, het Jaar van het Boek, af met een literaire prijsvraag. Hoe goed kent u de Nederlandse literatuur? Combineer de hoofdpersonen met de boeken waarin ze voorkomen.
Doe mee met de prijsvraag op http://taaluniebericht.org/artikel/prijsvraag/wie-hoort-welk-boek.
Per 1 februari komt prof. dr. Hans Bennis aan het roer te staan van de Nederlandse Taalunie. Hoe gaat deze straatvechter het vertrouwen terugbrengen in die zo bekritiseerde organisatie?
“Eigenlijk is de Taalunie een feestje. De ministeries stellen twaalf miljoen beschikbaar voor de Nederlandse taal en ze zeggen: ‘Meneer Bennis, kom met leuke plannen.'” Hans Bennis (65), vanaf 1 februari de nieuwe algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie, mag voorstellen doen om met twaalf miljoen euro per jaar de Nederlandse taal te bevorderen, op allerlei terreinen: in het onderwijs, in de wetenschap, in het dagelijks leven. “Natuurlijk zou het mooi zijn als we 120 miljoen te besteden hadden. Maar het budget is nu eenmaal beperkt. Dat kan wel weer beter worden onder invloed van de conjunctuur of politieke verschuivingen.”
Lees het hele interview op https://onzetaal.nl/tijdschrift/digitale-onze-taal/editie/januari-2017/1701-interview-met-hans-bennis
Bron: https://onzetaal.nl/tijdschrift/digitale-onze-taal/editie/januari-2017/
De Taalunie ontvangt regelmatig vragen over het Nederlands. Deze keer de vraag waarom we de knipoog zeggen en niet het knipoog, terwijl het toch het oog is.
Lees het antwoord op http://taaluniebericht.org/artikel/taaladvies/vraag-met-een-knipoog.
Wat is de correcte spelling: Er zijn altijd duizend en een of duizend-en-een redenen om iets niet te doen?
In deze zin is de spelling duizend-en-een correct, omdat duizend-en-een hier niet exact ‘1001’ betekent, maar ‘heel veel’: Er zijn altijd duizend-en-een redenen om iets niet te doen.
Duizend-en-een in de betekenis ‘heel veel’ wordt als een samenkoppeling beschouwd. Een samenkoppeling is een combinatie van twee of meer woorden die dikwijls samen voorkomen en daardoor een vaste verbinding zijn gaan vormen, vaak met een specifieke betekenis. Vergelijkbare voorbeelden zijn kant-en-klaar en duivel-doet-al. Bij (de sprookjes van) Duizend-en-een-nacht komt er ook nog een koppelteken tussen een en nacht.
Sinterklaas en Kerstman schrijf je in principe niet steeds met een hoofdletter. Wanneer doe je het wel en wanneer niet?
Sinterklaas is de Nederlandse naam van de heilige Nicolaas, bisschop van Myra, die leefde in de derde en vierde eeuw na Christus. Zoals alle namen van personen schrijven we Sinterklaas met een hoofdletter: ‘Zes december is de naamdag van Sinterklaas’. Dat is als we de heilige zelf bedoelen. Als we het over mensen hebben die de rol van Sinterklaas spelen, moet het woord met een kleine letter geschreven worden: ‘In de auto zaten twee pieten en een sinterklaas’. De goede spelling van Sinterklaas/sinterklaas hangt dus af van de persoon die je met het woord wilt aanduiden. In de praktijk zie je echter dat veel mensen dat onderscheid niet maken en zowel voor de historische figuur van Sinterklaas als voor degenen die nu zijn rol spelen de naam Sinterklaas, met een hoofdletter, gebruiken. Lees meer op Taaluniebericht.
Bron: Taaluniebericht
Op zaterdag 17 december wordt het zevenentwintigste Groot Dictee der Nederlandse taal voorgelezen. Vele Vlamingen en Nederlanders zullen weer dapper proberen de gedicteerde zinnen foutloos op te schrijven.
Oefenen kan geen kwaad. Daarom heeft Onze Taal vier dicteetests gemaakt, waarin vier spellingkwellingen aan de orde komen. Doe de test hier: https://onzetaal.nl/nieuws-en-dossiers/weblog/groot-dictee-voorbereiding-vier-spellingkwellingen.
Bron: Onze Taal
Gluren bij de buren, de leukste taalverwarringen tussen Nederlanders en Vlamingen. Onder die titel heeft Van Dale een boekje uitgebracht over de ‘subtiele en minder subtiele verschillen’ in het Nederlands van Nederlanders en Vlamingen.
Je kunt het boekje winnen door de prijsvraag te beantwoorden op http://taaluniebericht.org/artikel/prijsvraag/gluren-bij-de-buren.
Bron: Taalunie
Als je te veel hebt gedronken, kun je een kater krijgen. Waar komt het woord kater in deze betekenis eigenlijk vandaan?
Taalunie_Kater from Taalunie on Vimeo.